
‘Wanneer we het Huis van Morgen overbodig weten te maken, hebben we het goed gedaan’
Het bestuur en een enthousiast team van vrijwilligers vormen de drijvende kracht achter het Huis van Morgen. In iedere uitgave van deze nieuwsbrief zetten we één van deze steunpilaren in de spotlights. Wim Grommen, voorzitter van de Stichting Huis van Morgen, trapt af. “In mijn eentje ben ik nergens; samen vormen we een enorm sterk team.”
Wie is Wim Grommen? Kun je iets over jezelf vertellen?
“Ik ben 72 jaar, geboren in Beringe, maar inmiddels alweer vele jaren woonachtig in ‘Helje-Dörp’. Hier woon ik samen met mijn vrouw Miek. We hebben twee kinderen en inmiddels ook vier kleinkinderen.
Toen ik jong was, wilde ik pater of missionaris worden. Daarom ging ik naar het seminarie van de Lazaristen in Zundert. Hier heb ik meerdere jaren gezeten, maar uiteindelijk besloot ik toch een andere weg in te slaan. Na wat omzwervingen en een studie Rechten ging ik uiteindelijk aan de slag in de automatisering, bij Philips. Later ging ik me steeds meer richten op de logistiek; het zo efficiënt mogelijk inrichten van het proces van verkoop tot factureren. Dit deed ik eerst bij Philips, later bij draad- en kabelfabriek Pope.
Uiteindelijk stapte ik over naar een adviesbureau op het gebied van logistieke automatisering en reorganisaties. Hier heb ik twaalf jaar gewerkt – en ik werd zelfs mede-eigenaar -, totdat ik met vervroegd pensioen kon.”
Daarna blééf je actief?
“Zeker weten! Ik kon relatief vroeg stoppen met werken, maar vond het belangrijk om me nuttig te blijven maken voor de maatschappij. Achter de geraniums zitten, dat is niets voor mij. Daarom ging ik vrijwilligerswerk doen; eerst bij de toenmalige zorginstelling De Wietel in Panningen, later werd ik voorzitter van een thuiszorgorganisatie. Maar ik vind dat je zoiets maximaal drie perioden moet doen: blijf je langer, dan wordt het lastig om nog iets toe te voegen en ontwikkel je tunnelvisie.”
Hoe kwam je terecht bij het Huis van Morgen? En wat sprak je hierin aan?
“Een jaar of vijf geleden was ik op zoek naar een nieuwe uitdaging als vrijwilliger. Toen las ik over het Huis van Morgen; dat boeide me meteen. Het sloot aan bij wat ik al had gedaan en ik wist – ook vanuit mijn privésituatie – dat er veel zaken geoptimaliseerd kunnen worden binnen de zorg. Er wordt bijvoorbeeld nog weinig gebruikgemaakt van technologische innovaties en hulpmiddelen die mensen kunnen helpen om zelfstandig te blijven functioneren. Men weet gewoonweg niet van het bestaan. Ik vind het mooi om deze innovaties en hulpmiddelen via het Huis van Morgen onder de aandacht te brengen. Eigenlijk is dit ook een soort van zendings- ofwel missionariswerk.
Mooi is ook dat de innovaties en hulpmiddelen die we laten zien vaak heel eenvoudig en praktisch zijn. Zo gebruikt mijn moeder van 99 sinds kort een druppelbril. Hiermee worden haar ogen automatisch gedruppeld, de thuiszorg hoeft er niet voor te komen. Dit is een enorme winst. Maar ook domotica biedt steeds meer mogelijkheden.”
Sinds drie jaar ben je voorzitter van de Stichting Huis van Morgen. Wat houdt die rol in?
“Mijn takenpakket is gevarieerd. Ik moet ervoor zorgen dat alles bestuurlijk op orde is, dat we als ‘huis’ een interessant aanbod aan innovaties en hulpmiddelen kunnen bieden én dat we voldoende vrijwilligers weten te werven. Want alleen ben je als voorzitter niks, samen zijn we een enorm sterk team. We hebben inmiddels zo’n twaalf vrijwilligers. Die zijn enorm waardevol, maar we moeten er wel voor waken dat onze mensen niet overbelast raken en uitvallen.”
Wat heeft het Huis van Morgen weten te bereiken, in de tien jaar van haar bestaan?
“De grootste uitdaging is om het Huis van Morgen – en vooral de technologische innovaties en hulpmiddelen die we tonen – onder de aandacht te brengen bij mensen en organisaties in de regio. We hebben wat dit betreft al veel bereikt; we staan inmiddels bij veel mensen en partijen op het netvlies. Mede doordat we sinds vorig jaar op grotere schaal presentaties geven. Hierdoor neemt ook de belangstelling voor rondleidingen steeds verder toe.
Feit is echter dat wij innovaties en hulpmiddelen kunnen tonen, maar uiteindelijk niet meer dan een ‘showroom’ zijn. Mensen moeten het vervolgens eigenhandig oppakken; op eigen houtje of ondersteund door een initiatief in hun dorp. Hoe mooi zou het bijvoorbeeld zijn als er in ieder dorp in ons werkgebied een uitleenbieb zou komen voor hulpmiddelen waarmee mensen zichzelf langer kunnen redden?”
Waar staat het Huis van Morgen over tien jaar, in 2034?
“Ik hoop dat we dan nóg meer mensen en organisaties hebben weten te bereiken, de meerwaarde van technologische innovaties en hulpmiddelen verder is doorgedrongen in de samenleving. En dat mensen zich ook realiseren dat ze – door deze te gebruiken – kunnen bijdragen aan het terugdringen van de zorgkosten.
Uiteindelijk moet het gebruik van deze zaken gemeengoed worden. Wanneer we onszelf als Huis van Morgen overbodig weten te maken, hebben we het goed gedaan! Maar ik verwacht niet dat het zover zal komen, aangezien het ook belangrijk is om zorginnovaties te blijven volgen en de allernieuwste ontwikkelingen te tonen. Daar ligt sowieso een rol voor ons.”